Op 19 september verscheen er een kritisch artikel over de sociale wetenschappen in de Volkskrant. De reactie die Danny van der Roest (Maverick) hierop formuleerde haalde de krant een paar dagen later ook. Volgens hem bevatte de kritiek hiaten en inconsistenties. Lees hieronder zijn betoog.
—————
Met wetenschap leer je de mens wél kennen
Verschenen in de Volkskrant, 23 september 2016. Lees hier het oorspronkelijke artikel.
‘Met vragenlijst leer je mens niet kennen’. Door die titel begon ik enthousiast aan het opiniestuk van Karst Tjoelker over de sociale wetenschappen. Als sociaal-psycholoog, gespecialiseerd in gedragsverandering, weet ik als geen ander dat vragenlijsten een beperkte waarde hebben. Al snel sloeg de teleurstelling echter toe; Tjoelkers betoog bevat namelijk enkele hiaten en inconsistenties.
Geen nieuw inzicht
Tjoelker betoogt dat de vragenlijst ongeschikt is om mensen te leren kennen. Mensen blijken inderdaad slecht in staat betrouwbare antwoorden te geven op vragen, vooral met betrekking tot hun gedrag. Dat komt doordat het grootste deel van ons gedrag onbewust tot stand komt. Ons brein heeft door de jaren heen trucjes en vuistregels ontwikkeld om snel op informatie te reageren, zonder dat onze kennis of attitudes hierbij een rol spelen. Het achterhalen van de kennis of meningen van mensen is dan ook van weinig nut als je gedrag wilt voorspellen. Ook kunnen wij het effect van contextuele factoren moeilijk inschatten. Dat antwoorden op vragenlijsten dus vaak onbetrouwbaar zijn komt doordat wij ons niet bewust zijn van de diepere processen in ons brein en de invloed van de context.
Anders dan Tjoelker doet vermoeden, bestaat dit inzicht al decennia. In de jaren zestig wisten wetenschappers al dat er een gat zit tussen onze attitudes, intenties, zelfgerapporteerd en daadwerkelijk gedrag. In de jaren tachtig zijn invloedrijke en praktische modellen ontwikkeld waarin het onbewuste brein en daarmee de beperking van vragenlijsten zijn opgenomen. Ook nemen steeds meer opleidingen deze kennis op in hun onder wijsprogramma. Tjoelker geeft ons dus geen nieuw inzicht.
Inherent aan de wetenschap
Zijn betoog bevat duidelijke kritiek op de sociale wetenschap. Hij mist echter enkele essentiële punten van de wetenschap. Zo is wetenschappelijk onderzoek niet bedoeld om met slechts één onderzoek een vraagstuk op te lossen. Er is een reeks onderzoeken nodig om alle factoren in kaart te brengen en een antwoord te geven – dat geldt voor veel wetenschappen.
Verder is wetenschap continu aan verandering onderhevig. Ontdekkingen doen én fouten maken is inherent aan de wetenschap. Dat geldt voor zowel de bevindingen als de methoden. Door de geschiedenis heen zijn er in elke wetenschappelijke discipline methoden gebruikt die achteraf ongeschikt bleken. Dit betekent niet dat die vakgebieden afgestoten moesten worden, alleen dat er verder onderzoek nodig is met betere methoden. Dit geldt ook voor vragenlijsten. Daarbij lijkt Tjoelker te suggereren dat er in de sociale wetenschap uitsluitend vragenlijsten worden gebruikt. Dat is niet zo: het arsenaal aan onderzoeksinstrumenten is veel breder en er zijn talloze onderzoeken gedaan waarbij andere, geschikte instrumenten zijn gebruikt.
Waarom Tjoelker de geschiktheid van wiskundige analyses in twijfel trekt, is mij onduidelijk. Met wiskundige analyses kunnen we een objectief antwoord uit de data verkrijgen. Het probleem zit hem in hoe de data worden verzameld. Geen enkele analyse richt iets uit als de data onbetrouwbaar zijn. Onderzoek je hoe energiezuinig mensen leven? Dan vraag je niet naar hun verbruik, dan meet je hun verbruik. Daarbij doen alternatieve methoden al snel een beroep op de subjectieve beleving van mensen en dat is nou juist de zwakke kant ervan. Ik ben dan ook benieuwd naar de alternatieve onderzoeksmethoden die Tjoelker voor ogen heeft.
Gedrag erg contextafhankelijk
Dat veel onderzoeken moeilijk repliceerbaar zijn, klopt ook deels. Maar daarmee zijn ze nog niet onbruikbaar. Zoals Tjoelker terecht opmerkt is gedrag contextafhankelijk. Dat betekent dat de context van een onderzoek exact dezelfde moet zijn om dezelfde resultaten te vinden. Daarom worden veel onderzoeken zo opgezet dat de omgevingsfactoren kunnen worden gecontroleerd, oftewel geminimaliseerd. Dit betekent niet dat er geen context is, er is een gecontroleerde context.
Wat Tjoelker vermoedelijk bedoelt, is dat deze context niet overeenkomt met de alledaagse praktijk: de ecologische validiteit is beperkt. Dat klopt, alleen wordt hier wederom voorbijgegaan aan een belangrijk wetenschappelijk principe. Ons brein, en dus ons gedrag, is net als elk natuurverschijnsel onderhevig aan wetmatigheden. In laboratoriumonderzoek wordt gezocht naar deze wetmatigheden. Omdat gedrag erg contextafhankelijk is en elke extra factor de zoektocht bemoeilijkt, wordt er begonnen met onderzoek met zo min mogelijk factoren. Wordt een wetmatigheid gevonden, dan wordt het onderzoek uitgebouwd door er meer factoren aan toe te voegen en wordt uiteindelijk praktijkonderzoek gedaan. ‘Context-arm’ onderzoek is dus niet waardeloos, men moet zich alleen bewust zijn van de beperkte betekenis van een enkel onderzoek.
Onderzoek wordt helaas vaak uit zijn context gehaald en er worden te makkelijk algemene conclusies op gebaseerd. Dit is echter geen beperking van de wetenschap maar van de persoon die deze informatie overbrengt. Dat niet alle sociaalpsychologen even zuiver op de graat zijn is helaas gebleken. De kritische houding van de wetenschap en het volk houdt sociaalpsychologen bij de les. Mijn boodschap: blijf kritisch, maar wel goed onderbouwd.